
Toen Joris hoorde dat zijn team volledig zelfsturend zou worden, voelde hij zich op slag lichter. Geen managers meer die over zijn schouder meekeken, geen eindeloos afstemmen. Gewoon zelf bepalen wat er moest gebeuren. In de eerste weken liep hij op wolken. Hij plande zijn dagen zoals hij wilde, pakte projecten op waar hij energie van kreeg.
Maar toen kwamen de eerste verwarrende signalen. Een collega merkte op dat hij “wel veel solistisch” werkte. Een coach vroeg of zijn keuzes wel genoeg afgestemd waren op het gezamenlijke purpose. En dan het projectoverzicht in Glassfrog — dat onverbiddelijk zichtbaar maakte wat er nog niet gedaan was. De vrijheid voelde ineens vreemd smal. Had hij echt zelf zijn projecten gekozen, of gewoon uitgevoerd wat er impliciet van hem werd verwacht?
Zelfsturing is geen pure autonomie
Wat Joris meemaakte, gebeurt vaker in organisaties die zelfsturing invoeren. Het klinkt als volledige vrijheid: je bepaalt zelf wat je doet, hoe en wanneer. Maar in werkelijkheid verschuift de sturing. Niet van bovenaf, maar van binnenuit.
Je krijgt meer ruimte, maar die ruimte is omgeven door verantwoordelijkheden, rollen, doelen en subtiele taal over wat ‘goed werk’ is. Denk aan woorden als eigenaarschap, afstemming, verantwoordelijkheid — ze sturen zonder expliciet te sturen.
Twee soorten zelfsturing
De verwarring van Joris ontstond omdat hij twee vormen van zelfsturing door elkaar haalde:
- Individuele zelfsturing gaat over jouw innerlijke vermogen om keuzes te maken, prioriteiten te stellen en richting te geven aan je werk.
- Organisatorische zelfsturing gaat over keuzes die gedeeld worden — waar anderen op kunnen reageren en die betekenis hebben binnen het communicatieve systeem van de organisatie.
💡 Zelfsturing in organisaties betekent dus pas iets als je keuzes meedoen in het systeem. Niet het denken telt, maar of het gedeeld, opgepakt en voortgezet wordt.
Beide vormen zijn nodig. Zonder innerlijke richting gebeurt er niets, maar zonder aansluiting op het grotere geheel blijft je bijdrage onzichtbaar — of zelfs storend.
De paradox van zelfsturing
Je mag alles zelf beslissen, zolang het maar klopt met wat de organisatie verwacht. Zelfsturing is dus geen loslaten, maar een andere manier van vasthouden.
De uitdaging is niet om méér autonomie te eisen, maar om beter te zien waar je autonomie ligt. Zelfsturing vraagt actie én observatie: wat is hier eigenlijk vanzelfsprekend? Wat wordt van mij verwacht? En wat gebeurt er als ik daarvan afwijk?
Hoe meer je jezelf stuurt, hoe meer je — vaak ongemerkt — de organisatie reproduceert die jou deze ruimte gaf.